top of page

Felis vagabunda

Jean Paul Van Bendegem

 

 

Als jullie het mij toestaan dan zou ik willen starten met een jeugdherinnering. Door mijn half-Nederlandse afkomst ben ik opgegroeid met een aantal culturele iconen die meer met Nederland te maken hadden dan met Vlaanderen koppelteken België. Zo nam, tezamen met Suske en Wiske, Nero en Jommeke ook Tom Poes – en hier verschijnt al de eerste kat – en de niet te evenaren heer Bommel, een eigen plaats in. Op de toen nog prille Nederlandse televisie was Swiebertje te bekijken, een reeks met een landloper-zwerver als hoofdfiguur, op zich al behoorlijk merkwaardig, vertolkt door Joop Doderer. Swiebertje valt nog het best te vergelijken met Uilenspiegel voor het calvinistische Nederland, met inbegrip van een tegenhanger van Nele, namelijk Saartje van Santen, de huishoudster van de burgemeester. Niet de burgemeester zelf want Swiebertje heeft het niet zo met autoriteit en gezag. De zwerver staat aan de kant van hen die lager in de maatschappelijke hiërarchie zijn terechtgekomen om welke redenen ook omdat hij of zij de hiërarchie zelf bevraagt. Stel nu even dat je de vraag zou krijgen met welk huisdier, groot of klein, Swiebertje kan geassocieerd worden, dan denk je zeker niet aan een hond maar toch eerder aan een kat. (Voor alle duidelijkheid laat ik de koe, het schaap en het paard achterwege.) Wat dus van onze Nederlandse landloper een zwerfkat maakt en zo ben ik aanbeland bij het eigenlijke thema van deze inleiding en ook van deze foto- en beeldtentoonstelling: de zwerfkat, de felis vagabunda.

 

In alle betekenissen van het woord is het een moeilijk te vatten onderwerp. Wie het opzoekt, zal meteen zien dat er een wereld verschil bestaat tussen de zwerfkat en de wilde kat. De tweede is een soort op zich, met een eigen naam, de felis silvestris, voor wie domesticatie een interessant gespreksonderwerp kan zijn maar die er voor de rest niets mee te maken heeft. Niet zo de zwerfkat. Je mag stellen dat zonder de huiskat er geen zwerfkatten zijn. En, afgaande op mijn bronnen, wordt er onderscheid gemaakt tussen de sociale zwerfkat, de verwilderde zwerfkat en de wilde zwerfkat. Tot op zekere hoogte is de volgorde chronologisch bepaald want het komt erop neer dat de zwerfkat geleidelijk aan meer en meer verliest van een vroeger huiselijk bestaan. Bij de wilde zwerfkat komt er ook een generatiewissel bij kijken: kittens van zwerfkatten hebben zelf geen thuis meer gekend en kennen die alleen van de verhalen van hun ouders (sorry, hier laat ik mij even gaan, maar het beeld van een aantal katten rond het kampvuur elkaar verhalen vertellend over een duister verleden, spreekt mij enorm aan. Het is nog geen heksensabbat maar het komt in de buurt, getuige de associatie van de kat met de heks, de tovenaar en de magiër, tot en met de Smurfen toe, iedereen kent toch Azraël, de rosse, niet zo vriendelijke kat van tovenaar Gargamel). Hetzelfde geldt ook trouwens voor de mens: Swiebertje, wat zijn toestand in de tv-reeks ook is, heeft ooit een thuis gehad, want hij beheerst een taal, kent humor, heeft een sociaal inzicht, wat nodig is om de macht te provoceren, enzovoort.

 

Het onderwerp van de zwerfkat is ook moeilijk te vatten omdat je meteen met een diepe spanning hebt af te rekenen. De redenen waarom een huiskat een zwerfkat is geworden doen vaak pijn: een dier wordt genadeloos gedumpt, achtergelaten, verstoten. Dat wekt medelijden, sympathie en zorg op. Vanuit dat perspectief heeft de zwerfkat geen benijdenswaardige positie, je wenst het geen huiskat toe om zwerfkat te moeten worden. Maar tegelijkertijd merk je dat zwerfkatten overleven, niet allemaal want het is leven is precair en de gezondheid kan snel in gevaar komen en zorg is er zelden dus de dood is steeds aanwezig. In één zin, het is een gevaarlijk leven maar, durf ik het te zeggen, ook een boeiend leven, een intens leven en dat wijst dan weer elke vorm van medelijden af. Als er nu al sprake is van sympathie dan is het om een andere reden: men is onder de indruk van de eigenzinnigheid van het dier. Sympathie die zelfs kan omslaan in jaloezie.

 

Want, laat ons eerlijk zijn, als mensen antropomorfiseren we graag. We zien in de zwerfkat het beeld van de zwerver, de landloper, de vagebond, bij uitbreiding de schelm, de schavuit en, waarom niet, de provocateur. Zo bekeken, is het bijna onvermijdelijk dat de negentiende-eeuwse romantiek dit thema heeft gekoesterd. De bohémien is iemand die zich aan de gevestigde orde onttrekt, die hen die proberen de maatschappelijke orde in stand te houden bekritiseert en belachelijk maakt. Het is nu eenmaal onvermijdelijk dat een sociale orde ook hypocrisie met zich meebrengt want er zijn idealen waarnaar dient gestreefd te worden en wie ze niet haalt, doet zijn of haar best om uit te leggen waarom, ook al lijkt vaak de uitleg nergens op. Daardoor moet ook de leugen haar plaats hebben want zaken regelen veronderstelt onderhandelen en dat dan weer strategieën en met strategieën komt misleiding mee. Een kaartspel waar iedereen van bij het begin de kaarten op tafel legt, houdt op een kaartspel te zijn. Anders gezegd, er valt dus heel wat te doorprikken. Wie in het bad zit, heeft het niet altijd gemakkelijk om vrij te spreken maar wie erbuiten staat heeft een stukje immuniteit. Hoe graag wil men niet van de vagebond weer een respectabele burger of burgerin te maken die netjes past in het sociale weefsel. Deze spanning wordt subliem en humoristisch vorm gegeven in een film van Jean Renoir, Boudu sauvé des eaux, gemaakt in 1932, met een schitterende Michel Simon in de hoofdrol. Boudu wordt uit de Seine gevist en opgenomen in een braaf bourgeoismilieu en de familie, gewapend met de beste bedoelingen, doet zo haar best om hem te domesticeren maar het blijkt een volslagen nutteloze oefening. Een grotere ode aan het vrije leven van de zwerver is niet denkbaar.

 

Ik zei daarnet dat wie in het sociale weefsel vastgekleefd zit, het moeilijker heeft om te spreken maar uiteraard heeft de romantiek die figuur ook gekoesterd. De brave burger die het niet meer aan kan, alles achterlaat en verdwijnt op zoek naar een nieuw leven, vrij van alle ballast, van alle overbodige sociale eisen, wensen en verlangens. Niet alleen de romantiek speelt hier, maar ook de hippiecultuur van de jaren zestig van vorige eeuw. Voor je het weet, zit je achterop een motorfiets en zit je in het decor van Easy Rider, rondrijdend in het Amerikaanse landschap, tezamen met Peter Fonda, Dennis Hopper en de jonge Jack Nicholson, het jaar is 1969. Maar in 1957 liep in datzelfde decor ook al Dean Moriarty rond, de hoofdfiguur uit Jack Kerouacs On the Road. Het loopt niet altijd goed af maar men heeft geproefd van de vrijheid. Uit de burger komt de rebel tevoorschijn, wat suggereert dat die rebel er altijd al was. Die diende alleen maar wakker gemaakt te worden. Een mooie parallel dient zich aan.

 

Kijken we even terug naar de herkomst van de zwerfkat: de huiskat, onze burger of burgerin in feline termen. Maar er is een belangrijk verschil. Wordt van de burger en burgerin vaak gezegd dat ze een eentonig, saai leven hebben en dus, ondanks de leugens en de hypocrisie, eigenlijk wel vrij transparant zijn, dan is dat helemaal niet het geval met de huiskat. Integendeel, het dier is geen eenvoudig dier, het is moeilijk of gewoonweg niet te begrijpen en al even lastig in de omgang. De helft van de tijd is hun gedrag zo goed als onverklaarbaar, al was het maar omdat je continu heen en weer wordt geslingerd tussen twee extreme ideeën: is dit nu het gedrag van een hyperintelligent wezen of van een dommigheid het Guinness Book of World Records waardig? Braaf en kwaadaardig, liefhebbend en afwijzend, onderdanig en majestueus, om Gerard Walschap te parafraseren, een huiskat, ge kunt gij daar niet aan uit. Je zou als het ware willen spreken van een dubbele persoonlijkheid en dat roept natuurlijk het beeld op van Robert Louis Stevensons beroemde roman Dr. Jekyll and mr. Hyde, verschenen in 1886. Het is alsof in de huiskat duidelijk zowel het brave, onderdanige dier aanwezig is, de burger of burgerin, als de potentiële zwerfkat. Zo bekeken, is de zwerfkat een huiskat die een keuze heeft gemaakt. Wat dan de zelfstandigheid weer benadrukt.

 

Het mag dan niet verbazen dat ook de filosofie zich heeft ingelaten met de vrijgevochten mens, model voor de zwerfkat (of is het andersom?). De eerste die naar voren komt moet wel Diogenes zijn. De Griekse filosoof die in de vierde eeuw voor onze jaartelling leefde is vooral gekend als de man, die alle bezittingen achterwege liet, ronddwaalde in stad en natuur, die dan door de goegemeente maar meteen honds werd genoemd – masturberen in een publieke ruimte, nou, nou! – waaraan wij dan weer de term cynisch te danken hebben. Maar eigenlijk zou het meer gepast zijn om de man die overdag met een brandende lamp in de hand op zoek was naar een waarachtig mens, niet met de hond te associëren maar wel met de zwerfkat.

 

Zullen we afspreken om de term cynisme achter ons te laten en vanaf nu te spreken van felisme. Het is de positieve invulling van kattig wat doorgaans (maar ten onrechte) negatief wordt gewaardeerd. Doordat het zo dicht ligt bij het woord felix, geluk, stemt het ons ook vrolijk. De cynicus-cynica verdwijnt en de felicus-felica komt in de plaats. Die mens daar, oeioei, een echte felicus! Die voorziet zelf in zijn leven, heeft van niemand iets te aanvaarden, laat staan te leren, integendeel, hij of zij staat model voor de vrijdenker. Wat dan ook weer samengaat met het zich terugtrekken in de natuur zoals de negentiende-eeuwse Amerikaanse filosoof, Henry David Thoreau, heeft gedaan in Walden. Een ode aan de natuur en de plaats van de mens in het grotere geheel, na te lezen in het gelijknamige boek Walden uit 1854. Weinig verrassend is hij ook de bedenker van het concept van burgerlijke ongehoorzaamheid, civil disobedience. Qoud erat demonstrandum, wat diende bewezen te worden, durf ik te zeggen!

 

De romantiek en haar moderne uitlopers, zoals de hippiecultuur, kennen echter ook een schaduwzijde en ik heb er al naar verwezen. Het vrije leven is een gevaarlijk leven, het kan ook een ongezond leven zijn en daardoor al te vaak een kort leven. De zwerver, hoe autonoom ook, zal op bepaalde momenten zorg nodig hebben en vaak zal dat niet gemakkelijk zijn. Het is misschien wel de grootste uitdaging: zorg bieden aan een wezen dat niet per se gediend is met die zorg. Een grote uitdaging maar ook zeer dankbaar. Je wilde mijn hulp niet, ik heb ze toch gegeven, en kijk, je kan er weer even tegen om de felicus-felica uit te hangen. Tussen haakjes, hetzelfde geldt ook voor de mens. De vrijdenker mag dan wel denken wat die wil, dat belet niet dat de vrijdenker ferm kan tegengesproken worden en op zijn of haar plaats gezet. Want, laat ons eerlijk zijn, vrijdenken vraagt een goede gezondheid! Allen die zich inzetten voor de verbetering van de levenskwaliteit en het welzijn van zwerfkatten, zorgen ervoor dat een katwaardig bestaan voor alle katten is weggelegd, ook voor de zwervers, landlopers en vagebonden, kortom de felici. Deze tentoonstelling brengt ook aan hen een hulde, naast de zwerfportretten, als ik ze zo mag benoemen. Tussen haakjes, een onderwerp dat ik graag kort even wil vermelden is het zogenaamde rewilden. Blijkbaar bestaat er een overheidsproject in de grootstad Los Angeles, in de Voorlopig Nog Verenigde Staten van Amerika, waar men katten heeft ingeschakeld als stadspersoneel, echt waar! De naam van het project luidt LA’s Working Cats Program. De poezen worden onderhouden en in natura uitbetaald maar hun opdracht is om het knaagdierenbestand onder controle te houden. Voor de rest doen ze maar. Durf nog eens te spreken van een duf, saai en eentonig ambtenarenbestaan!

 

Laat ik afronden met een beeld dat weinig, eigenlijk niets met het voorgaande te maken heeft, te maken heeft maar dat, om een of andere reden, mij enorm heeft aangesproken en dat ik daarom echt wel een plaats wilde geven in deze inleiding tot de tentoonstelling. Het gaat om het belangrijke gegeven dat perceptie en kennis onze kijk op de wereld fundamenteel kunnen veranderen. Ik wil het graag hebben over ons zonnestelsel en, bij uitbreiding, het universum. Zoals wij allen weten, als we spreken over de hemellichamen die rond onze zon draaien dan gebruiken we de term ‘planeet’. De oorspronkelijke Griekse betekenis is dwaalster of zwerfster. Met onze kennis vandaag klinkt dat zeer paradoxaal: hoe kan je een hemellichaam dat netjes in een perfect (of toch zo goed als) te berekenen baan rond de zon draait – weet u het nog, een ellips met de zon in één van de brandpunten? – omschrijven met een verwijzing naar zwerven of dwalen? Maar verplaats je even naar de Griekse oudheid. Je kijkt omhoog naar het uitspansel – let vooral op dat je niet struikelt over de felicus Diogenes want we zijn in de vierde eeuw voor onze jaartelling – en je ziet, met een minimum aan lichtvervuiling in die dagen, een hoop sterren die je als ‘vast’ kon beschouwen. Daartussen bewogen zich de planeten, schijnbaar losgeslagen van de vaste sterren, in curieuze wegen. Ze dwaalden en zwierven tussen de onbeweeglijke sterren, zelfstandig, onafhankelijk. Vandaag zijn de planeten getemd. Van zwerfplaneten zijn het huisplaneten geworden. De zwerfkat heeft de omgekeerde weg afgelegd, een prestatie die alleen maar bewondering kan afdwingen en reden genoeg om ze te koesteren en de nodige zorg te garanderen.

bottom of page